Augustinus, een eerlijke reus

Van weinig mensen uit de oudheid kennen we zoveel persoonlijke wetenswaardigheden als van Aurelius Augustinus, de befaamde Noord-afrikaanse kerkvader, theoloog, apologeet, filosoof, bisschop en wat nog niet meer uit de vierde eeuw na Christus. Waarom? Vooral omdat hij er zelf uitgebreid en transparant over heeft geschreven, met name in zijn ontroerende getuigenis Confessiones ofwel Belijdenissen. Zo komt Augustinus, ondanks 16 eeuwen tijdsverschil, opeens heel dicht bij.

Hoe heeft Augustinus mijn geloof geïnspireerd en wat kunnen we van hem leren als christenen vandaag de dag? Daar wil ik deze blogpost naar kijken. Dit is deel 1 in een serie over geloofshelden uit de kerkgeschiedenis. Zie hier mijn motivatie voor deze serie.

Een korte biografie

Aurelius Augustinus wordt geboren in Noord-Afrika (wat nu Algerije is) uit ouders van betrekkelijk eenvoudige komaf.  Zijn moeder is een zeer toegewijd christen die haar leven lang voor haar zoon zal bidden, z’n vader is ongeïnteresseerd in geestelijke zaken en laat zich pas op z’n sterfbed dopen. Ten koste van grote financiële offers sturen zijn ouders hem naar de middelbare school en de universiteit in Carthago om retorica en grammatica te studeren. Hij is echter vooral dol op theaterstukken en het nachtleven waar hij al zijn vrije tijd aan besteed. Hij gaat samenwonen met  een vriendin bij wie hij een zoon krijgt (Adeodatus, die op jonge leeftijd zal overlijden).

In het kader van zijn studie leest hij op achttienjarige leeftijd ‘Hortensius’, een werk van Cicero dat later verloren is gegaan. Het boek maakt van hem een vurige zoeker naar  de waarheid, schoonheid en wijsheid. Maar al lezend in Hortensius valt hem ook op dat de naam van Christus er in ontbreekt. Hij gaat daarom de bijbel lezen. Maar hij ervaart het als een teleurstelling: vergeleken met het stilistisch zeer mooie werk van Cicero schiet de bijbel in zijn ogen schromelijk tekort in literaire stijl. Hij zoekt zijn heil daarop bij het manicheïsme. Deze manier van denken sluit wel aan bij het religieus elitarisme van de jonge intellectueel, die Augustinus op dat moment is.

Hij wordt docent retorica in Rome en vervolgens hoogleraar in de retorica in Milaan, op dat moment de residentie van de Westromeinse keizer. In Milaan bezoekt hij regelmatig de kerk waar de beroemde bisschop Ambrosius preekt. Het boeit hem en langzaam maar zeker ziet hij in hoe het evangelie superieur is aan het manigeïsme. Augustinus blijft echter sceptisch over de mogelijkheid om ook maar één waarheid te vinden waarvan de mens volstrekt zeker kan zijn.

Waar hij intellectueel en geestelijk met hoogstaande dingen bezig is, kan hij zijn lichamelijke passies maar niet onder controle brengen. In ongekend eerlijke bewoordingen vertelt Augustinus in zijn Belijdenissen over zijn worsteling met seksuele lusten. Het brengt hem op 32-jarige leeftijd uiteindelijk in een geestelijke crisis. Op een dag gaat hij languit liggen onder een vijgenboom in de tuin van zijn woning in Milaan. Hij praat wanhopig tegen God;

… wel niet met deze woorden, met wel in deze geest: ‘En gij, Heer, hoe lang nog? Hoe lang nog, Heer, zult gij steeds maar vertoornd zijn? Wees onze oude ongerechtigheden niet indachtig!’ Want door die oude ongerechtigheden – dat merkte ik – werd ik vastgehouden. En ik stiet maar klaaglijke woorden uit: ‘Hoe lang nog, hoe lang nog, dat “morgen” en weer “morgen”? Waarom niet meteen? Waarom niet op dit moment een eind aan mijn verfoeilijkheid? Dat zei ik maar en ik schreide maar in bittere vermorzeling van mijn hart. En ineens, daar hoor ik een stem uit een naburig huis, een stem die zingende zei en steeds weer herhaalde, een stem als van een jongetje of van een meisje, ik weet het niet: “‘Tolle, lege! Tolle lege!’ (‘Neem en lees!’) En meteen veranderde mijn gezicht en begon ik ingespannen na te denken of kinderen bij een of ander spelletje iets van dien aard zingen; het wilde me niet te binnen schieten dat ik het ooit ergens had gehoord. Toen bedwong ik de heftige stroom van mijn tranen en stond op: de enige verklaring die ik kon geven was deze, dat ik van Godswege bevel kreeg om het boek te openen en de eerste passage waar mijn oog op viel te lezen.” (Belijdenissen, 8, XII, 29)

Snel gaat Augustinus terug naar de plek waar hij een Bijbelboek had neergelegd,

toen ik was opgestaan en weggegaan. Ik pakte het, deed het open en las zwijgend de passage waar mijn ogen het eerst op vielen: ‘Niet in brasserij en dronkenschap, niet in slaapkamers en oneerbaarheden, niet in twist en na-ijver, maar trekt de Heer Jezus Christus aan en vertroetelt niet het vlees in begeerlijkheid.’

Deze woorden treffen Augustinus diep in z’n hart. In een moderne vertaling klinkt het gedeelte als volgt: We moeten ons behoorlijk gedragen alsof het al helemaal dag is. Dus geen zwelgpartijen en drinkgelagen, geen ontucht en losbandigheden, geen onenigheid en afgunst. Nee, we moeten ons als het ware wapenen met de Heer Jezus Christus en niet ons zondige ik koesteren dat tot allerlei begeerten aanzet. (Romeinen 13:13-14).

Verder lezen wilde ik niet en het was ook niet nodig. Want meteen, bij het eind van deze zin, stroomde er als een licht van zekerheid in mijn hart binnen en vluchtte al de duisternis van mijn weifelen en twijfelen heen,” vertelt Augustinus. Vanaf dat moment zal zijn leven nooit meer hetzelfde zijn…

Zijn besluit vast: hij zal zijn functie als hoorleraar neerleggen en zich laten dopen. Hij keert terug naar Noord-Afrika en begint een kleine kloostergemeenschap. Daar wil hij in onthouding een gemeenschappelijk ascetisch leven leiden van studie en gebed, samen met gelijkgezinde vrienden. Maar  tijdens het bijwonen van een kerkdienst in de havenstad Hippo wordt hij plotseling door het kerkvolk vastgegrepen en voor de bisschop gebracht. Zij willen dat hij hun priester wordt. Augustinus ziet zijn droom van een leven van studie en gebed vervliegen en smeekt hen onder tranen hem te laten gaan. Zij blijven vasthouden aan hun verzoek en uiteindelijk geeft hij toe, beseffend dat dit de roeping van God op z’n leven is.

Als priester en later als bisschop van Hippo leeft Augustinus een onvoorstelbaar productief leven. Hij preekt vrijwel elke dag, verleent pastorale zorg, bemiddelt in conflicten, bemoedigt en vermaant. Een groot deel van z’n tijd besteed hij aan de bestrijding van ketterse stromingen zoals het manicheïsme, het donatismearianisme en het pelagianisme. En altijd is hij bezig met schrijven (vanwege zijn drukke werkzaamheden overdag schrijft hij vooral ‘s-nachts). Het reusachtige resultaat: honderden preken, traktaten, verhandelingen, brieven, Bijbelcommentaren, dogmatische, filosofische en theologische boeken, een autobiografisch werk en zelfs gedichten.

Augustinus’ leven speelt zich af tegen de achtergrond van het verval van het Romeinse Rijk. In 410 valt het versterkte Rome in handen van de Vandalen. Vele Romeinen vluchten naar Noord-Afrika. Naar aanleiding van de plundering van Rome schrijft Augustinus een van zijn belangrijkste boeken, Over de stad van God, waarin hij twee thema’s samenbrengt: dat van het verval van aardse beschavingen en dat van de eeuwige bestemming van de mensheid. In tegenstelling tot andere christelijke schrijvers voelt Augustinus zich niet totaal hopeloos vanwege de Romeinse catastrofe. Hij is er getuige van geweest hoe de sociale, geestelijke en intellectuele rol van het christendom in vele delen van de wereld groeit. Hij weigert te geloven dat het einde van het Romeinse Rijk ook het einde van het christendom betekent. Een van zijn laatste woorden is een citaat van de neoplatonische filosoof, Plotinus: “Niet waarlijk groot is hij die het voor iets groots houdt dat hout en stenen uit elkaar vallen, en dat sterfelijke wezens sterven”.  Tijdens de belegering van Hippo door de Vandaalse troepen overlijdt Augustinus op 28 augustus 430. Hij overlijdt terwijl hij de zeven boetepsalmen bidt die hij had laten kopiëren en laten ophangen aan de muur van zijn kamer. Tot het laatst toe beseft deze reus dat hij volledig afhankelijk is van Gods genade. En heeft het Woord voor hem het laatste woord…

Hoe Augustinus ons vandaag de dag kan inspireren

Herkenbaar! Voor mij is het leven van Augustinus erg herkenbaar. Ook ik ben aanvankelijk wel met de kerk groot gebracht. In m’n studententijd heb ik God en geloof echter helemaal overboord gegooid en werd ik minstens zo’n grote hedonist als Augustinus in z’n jonge jaren (NB: ik beleefde dit met name bij de Leidse studentenvereniging….. met de naam ‘Augustinus’! Oh, welk een ironie! Oorspronkelijk als RK studentenvereniging gestart en naar de heilige Augustinus vernoemd is het nu een seculiere gezelligheidsvereniging). Ook ik ervoer op een gegeven moment echter de intense leegheid ervan en begon een lange zoektocht naar waarheid en zingeving langs allerlei wereldreligies en filosofieën. En ook ik kwam uiteindelijk tot geloof puur door het lezen van de bijbel…

Eerlijkheid over eigen zwakheden. Wie de Belijdenissen leest kan niet anders dan verbaasd zijn over de openheid van Augustinus over z’n eigen zonden, zwakheden en gedachten van wanhoop. Dit terwijl een openhartige biografie in onze tijd veel normaler is dan toen. In de vierde eeuw was dit ongehoord, helemaal voor een geestelijk leider van zijn kaliber…. Augustinus is eigenlijk evangelisch avant la lettre, zoals hij zo vrijmoedig z’n getuigenis geeft. Ik denk dat we hier nog wel wat van kunnen leren in de kerk. Te vaak word nog gedaan alsof, als we eenmaal tot geloof gekomen zijn, alles koek en ei is in ons leven. Met name worstelingen op het gebied van seksualiteit lijken nog steeds taboe.

Helaas heeft Augstinus hier zelf misschien wel invloed op gehad, want na z’n bekering werd hij (onder invloed van het neo-platinistische gedachtegoed dat de geest als superieur beschouwde aan het lichamelijke) erg negatief over  seksualiteit en onder invloed van deze  meest invloedrijke theoloog ooit  heeft de kerk door de geschiedenis heen ook een veel te negatief beeld van seksualiteit gehad.

Een volledige inzet voor het Koninkrijk van God. Ik word zeer geïnspireerd door Augustinus’ all or nothing approach. Toen hij zich eenmaal gewonnen gaf aan Christus liet hij z’n oude leven volledig achter zich en gaf hij z’n hele wezen, met al z’n gaven en talenten over aan God. Dag en nacht was hij bezig met Gods koninkrijk. Zelfs toen hij tegen z’n wil gedwongen werd priester te worden gaf hij toe omdat hij het zag als de wil van God.  Hij had ook kunnen zeggen, ‘bekijk het maar, jongens, ik wil lekker in alle rust m’n bijbeltje lezen en bidden. Laat me met rust!’. Als hij dat had gedaan hadden we hoogst waarschijnlijk niet de stevige theologische basis gehad voor de christelijke kerk van alle eeuwen, waar elke keer weer op teruggrepen werd, o.a. door Pascal, Luther, Calvijn, Edwards en Barth. Door vriend en vijand wordt hij nog altijd geroemd als een uniek genie, zij het in de literatuur, theologie of filosofie.

Een vurige passie voor de waarheid. Augustinus was  door en door verzadigd met Gods Woord. Hij was zo gegrepen door het wonder van God’s genade voor een grote zondaar als hij, dat alles wat af deed aan die genade bestreden moest worden. Vele dwaalleringen binnen en buiten de kerk werden daarom met passievolle felheid aangepakt. Misschien soms wel te fel… Met name tegen de donatisten (die vergeleken kunnen worden met huidige hyper-charismatischen) is hij niet altijd even fair.

Wat we hier naar mijn bescheiden mening van kunnen leren is een grotere passie voor het goede nieuws van Gods genade in Jezus en minder tolerantie t.o.v. ideeën en leefstijlen in de kerk van nu die recht tegen het evangelie in gaan: consumisme, individualisme, relativisme, prosperity-geloof, een doorgeslagen gelijkheidsdenken, enzovoort. Te vaak wordt dit alles om de lieve vrede maar met de mantel der liefde bedenkt. Om vervolgens onder die deken door te rotten en de kerk van binnenuit uit te hollen. En ondertussen vragen we ons af waarom de kerk zo zwak is…

Een levenskunst in tijden van verval. Augustinus leefde in een tijd waarin de Romeinse samenleving en de kerk onder grote druk stond, zowel van buiten (Vandalen) als van binnen uit (moreel verval, ketterijen, scheuringen). Hij zag de feiten eerlijk onder ogen, maar keek tegelijkertijd omhoog, en verwachtte z’n heil uiteindelijk niet van het kramachtig proberen vast te houden aan een status quo maar van het komende Koninkrijk.

Onze wereld lijkt eigenlijk best veel op die van Augustinus. De meeste kerken in het Westen lopen leeg, de kerk lijdt onder verschillende schandalen en ontbeert moreel leiderschap. Ook de samenleving lijkt de weg kwijt en worstelt met radicalisme, onverschilligheid en moreel verval. Net als Augustinus kunnen we deze feiten eerlijk onder ogen zien zonder wanhopig te worden. Hoe belangrijk het ook is ons best te doen in kerk en maatschappij, God is soeverein en eens zal Jezus komen zijn Koninkrijk vestigen, eens en voor altijd. This World is not our home!

Niets is dan ook toepasselijker dan af te sluiten met Augustinus’ beroemde uitspraak: “U hebt ons zo gemaakt dat wij naar u toe willen gaan, en ons hart kent geen rust, totdat het rust vindt in u.” (Conf. 1,1,1)

6 comments

  1. John Miller · mei 27, 2010

    Dat is een mooi betoog Martijn. Weinig reacties, helaas, want het had een zinvolle discussie kunnen worden. Je zegt heel wat. Bijvoorbeeld, individualisme is verkeerd, maar ook een doorgeslagen gelijkheidsdenken. Hoe verhouden die twee zijnsuitingen zich tot elkaar, volgens jou?
    Waar ik me in het algemeen over verbaas is het doorgaans bejubelde grote belang van Augustinus, maar ik ken vrijwel niemand in mijn directe omgeving die Augustinus werkelijk in zijn rugzakje heeft. Jij wel, zo is nu gebleken, en daavan iets mee te mogen krijgen is op z’n minst een plezierige leeservaring. Bedankt.

  2. martijnrutgers · mei 29, 2010

    Dank je John, voor je lovende woorden! Weinig reacties, ja. Het lijkt wel, hoe langer de blogpost, hoe minder reakties… Ben benieuwd of andere bloggers dezelfde ervaring hebben.

    Doorgeslagen ndividualisme en gelijkheidsdenken zijn m.i. inderdaad kwalijke uitwassen van het 21 eeuwse Westen. Hoe ze zich tot elkaar verhouden? Goede vraag. Ze lijken in eerste instantie tegengesteld, want individualisme maakt de mening van de individu heersend, terwijl doorgeslagen gelijkheidsdenken de afwijkende mening juist niet tolereert. Toch blijken dezen elkaar in onze samenleving juist te versterken… Heb jij een idee waarom?

  3. Lydia · mei 30, 2010

    volgens mij heeft het aantal reacties meer te maken met het intellectualiteitsgehalte, oftewel hoe moeilijker hoe minder reacties!! Hoewel ik de discussies hier wel van hoog niveau vind 🙂

  4. John Miller · juni 1, 2010

    We hebben het dus over de hoeveelheid reacties. M.i. helpt het als die vreselijke WordPress moderationknop uitstaat en er snel genoeg een antwoord volgt van de auteur. Mijn ervaring is dat veel bloggers niet echt een site willen met veel discussie. Het kost namelijk enorm veel tijd en energie.

    De inhoud. Vandaag in het Nederlands Dagblad een stuk op pagina 2 over Augustinus’ visie op genade en zijn mensbeeld. Paul van Geest zoekt via Michiel Foucault aansluiting bij de gevangeniservaringen en veronderstelde (?) mensvisie van Nelson Mandela. Of dat een juiste conclusie is, kan ik niet beoordelen, maar ik zie in ieder geval (nog) een overeenkomst tussen Mandela en Augustines n.a.v. Martijns laatste alinea. Niet wanhopen in tijden van crisis. Voor Mandela was dat in de gevangenis misschien meer persoonlijk dan voor Augustinus m.b.t. maatschappelijke ontwikkelingen, maar volhouders en vol hoop waren (nou ja, Mandela leeft nog) die twee blijkbaar wel, zij het op hun eigen manier en wellicht vanuit verschillende motivaties. En zonder hoop vaart niemand wel.

  5. John Miller · juni 1, 2010

    Via Twitter vanochtend nog een passende bijbeltekst erbij, 2 Kor. 4:8-10: “We worden van alle kanten belaagd, maar raken niet in het nauw. We worden aan het twijfelen gebracht, maar raken niet vertwijfeld. We worden vervolgd, maar worden niet in de steek gelaten. We worden geveld, maar gaan niet te gronde. We dragen in ons bestaan altijd het sterven van Jezus met ons mee, opdat ook het leven van Jezus in on bestaan zichtbaar wordt.”
    Mooie tekst. Zonder sterven geen leven, en dat tegen alle verdrukking in. Niet makkelijk, maar het is wel de enige boodschap, namelijk Christus en dien gekruisigd, die de apostel ons voorhoudt. Nee, dit gaat niet over prosperity 🙂

  6. Karlo Hannessen · oktober 28, 2010

    He Smartijn!

    Wat ik over hem lees spreekt me erg aan, des te meer omdat hij zo kort na het begin van de kerkgeschiedenis leefde.
    Godfried Bomans heeft eens over hem gezegd dat als Augustinus die zo zeer intelligent was, het allemaal geloofde, het allemaal wel waar moest zijn! Ha ha. Mooie uitspraak vind ik. Boeiend de invloed die hij van zijn moeder (een zeer toegewijd christen) en bisschop Ambrosius heeft gehad. Toen zijn moeder werd gevraagd wat geluk was, zei zij: God dienen! Ik heb begrepen dat Ambrosius erg goed is in welsprekendheid. Augustinus die dan juist via hem de welsprekendheid van de bijbel wel hoorde. Terwijl hij eerst de bijbel op literair vlak niet mooi genoeg vond. Wat een invloed er van voorbeeldfiguren uit kan gaan! Da Costa zei dat eens dat het ene geloof wel het kind van het andere geloof kan wezen. Spreekt me aan! Wat hebben o.a. die vrouw en Ambrosius indirect een invloed gehad op de kerk!
    Boeiend dat hij tegen zijn wil priester werd. Doet me denken aan Calvijn die ook echt volop overgehaald moest worden om in zijn geval naar Geneve te gaan.
    Mooi ook wat je schreef over het lezen van die boetepsalmen en dat hij besef bleef hebben van Gods genade! Dat boek belijdenissen dat bestaat uit een groot gebed! Hij had God gehoord uit de Bijbel! Daarom was hij gedreven! Hij had God gehoord! Inspirerend hoe zijn kracht lag in eenvoudige echtheid en ondanks zijn intelligentie in zijn eenvoud! Deze man was onder de indruk van God, en van daaruit bedreef hij theologie. Augustinus was inderdaad een eerlijke reus! Dat is een hele andere insteek als sommige andere theologen doen, en dan kom je ook compleet ergens anders uit! Hij wist dat hij niet alles wist, dat er veel was dat zijn verstand te boven ging, maar dat leidde bij hem niet naar het negeren van het nadenken, en ook niet in het doen alsof hij het allemaal begreep, maar het leidde naar verwondering, bewondering en vooral aanbidding! Mooi dat je hierover hebt geschreven, omdat ik denk dat iedereen die over God nadenkt dat zou moeten doen, terwijl hij of zij echt onder de indruk is van Jezus die ook God is!

Geef een reactie op John Miller Reactie annuleren